De kleurstudie in ultramarijn blauw waaraan ik werk is 100 bij 80 cm. Ik werk laag over laag met olieverf, en de penseel die ik gebruik is anderhalve vinger dik. Het is een langdurig proces, waardoor de ervaringen tijdens het schilderen zich langzaam kunnen verdiepen. De kleur wordt naar de randen toe steeds donkerder, naar het zwartblauw toe. En terwijl het werk vordert, worden de lichtere blauwe ruimten daartussen steeds grenzelozer. Aanvankelijk probeer ik nog een oriëntatiepunt te vinden in deze blauwe diepte, maar dat lukt niet. Het is alsof mijn ogen steeds ‘uitglijden’ in het blauw. Het wijkt en wijkt, ik kom nergens een bodem of een grens tegen. En ik merk dat dit vreemde dingen met me doet.

Want hoe dieper ik me in de grenzeloosheid van dit blauw begeef, hoe meer mijn gedachten ‘uiteenrafelen’. Alsof ik, om gedachten te kunnen hebben, een soort weerklank in de buitenwereld nodig heb. En die weerklank is hier niet langer te vinden. Hierdoor verbleken al mijn gedachten en gewaarwordingen; ze waaien uiteen als oude vlaggen die te lang in weer en wind hebben gewapperd. En de restanten van gewaarwordingen die nog zijn blijven zitten, weten op het laatst zelf niet meer waar ze vandaan komen of wat ze te vertellen hadden. Niets wordt teruggewezen door dit blauw, alles wordt erin opgenomen, alles verdwijnt is een ruimte die zo grenzeloos is dat ik het niet kan bevatten. Wat ik ‘mezelf’ noem, lost erin op als een mespuntje zout in een meer.

Het blauw is nu overal, het wijkt, maar omhult me tegelijkertijd. En gaandeweg merk ik dat me uit dit blauw ook iets tegemoet begint te komen. De ruimte waarin ik verdwijn blijkt niet leeg te zijn. Er lijkt een soort ‘weten’ in aanwezig te zijn. Het herinnert me aan iets waar ik ooit dichtbij ben geweest, en waar geen tijd bestond. Het blauw is hiervan vervuld, en maakt zich kenbaar als een innerlijk stralen dat sterker wordt naarmate je het dichter nadert. Ik kan voor dit blauw niets verbergen, het lijkt of dit blauw een soort alwetendheid bezit…maar ik voel ook niet de noodzaak om iets te verbergen. Want uit die enorme ruimte komt me nergens een grens, nergens een oordeel tegemoet. Eerder een absolute, stralende helderheid waarin alles zichtbaar wordt, zonder te veroordelen of te vergoelijken. En dat met een eeuwigheid aan geduld…

Wil Uitgeest, 3 oktober 2024.